De wereld staat er anders voor dan een week of zes geleden. We werken massaal thuis, waardoor videobellen een vlucht heeft genomen. Zoom zag het aantal dagelijkse gebruikers van hun dienst het afgelopen kwartaal stijgen van 10 naar 200 miljoen. Het gebruik van MS Teams is in sommige landen verachtvoudigd.
Inmiddels hebben we de voordelen van thuiswerken ontdekt. Je kunt nu bijvoorbeeld lekker vergaderen in nette blouse en joggingbroek, zonder files welteverstaan. De nadelen kennen we ondertussen ook: katten die over je toetsenbord lopen, kinderen die je met honderdduizend vragen (in een half uur!) uit je concentratie halen en, niet te vergeten, slechte koffie. Echter, dit is wat het nu is. En zo teamen, zoomen, skypen, lyncen, mailen, whatsappen en facetimen we ons de dagen door.
Ook ik ben inmiddels aardig bedreven geraakt in het webcamwerken. In maart viel mijn agenda volledig droog. Alle workshops, trainingen, lezingen, intervisie- en coachsessies werden geannuleerd. Toen bleek dat corona ons langer dan gedacht aan huis ging kluisteren, kwamen er – heel fijn – een aantal opdrachtgevers terug. Samen bedachten we nieuwe manieren om de oude afspraken door te laten gaan. Coachgesprekken kunnen digitaal, lezingen in de vorm van een webinar, en intervisie blijkt ook prima te werken op afstand. Waar ik aanvankelijk dacht dat ik het rustig zou krijgen, was ik de afgelopen weken eigenlijk behoorlijk druk. Ook met homeschoolen overigens, maar dat terzijde.
Om goed beslagen ten ijs te komen met de nieuwe manieren van dienstverlening, wilde ik oefenen. Mijn collega’s van het Factor Vijf Gezelschap zijn altijd wel in voor een experiment, en dus probeerden wij digitale intervisie op elkaar uit. Onze eerste poging mislukte jammerlijk. De techniek liet ons in de steek. Of wij lieten de techniek in de steek, dat kan ook. Sommigen van ons konden de digitale vergaderzaal niet vinden, anderen waren er wel maar zag ik niet. Poging twee ging beter. We zaten virtueel samen, konden elkaar horen én zien. We gebruikten de vijfstappenmethode van intervisie om onze bijeenkomst te stroomlijnen.
Dat werkte goed. Zo goed zelfs dat één van mijn collega’s na afloop opmerkte: “Dit was de eerste keer dat wij elkaar lieten uitpraten”. Dat klopte. Want hoewel wij, gezien ons vak, allen best bedreven zijn in het voeren van een dialoog en we bovendien overtuigd zijn van de kracht van luisteren, stappen ook wij in de valkuil der veronderstellingen, stellen we soms suggestieve vragen en kunnen we af en toe niet wachten om de ander in de rede te vallen. Die briljante oplossing die we op dat moment in ons hoofd hebben, moet er dan gewoonweg uit.
Nu deden we dat dus niet. We luisterden naar elkaar, wachtten onze beurt af, vatten goed samen en vroegen netjes door. In de chatfunctie van het videobelprogramma formuleerden we onze probleemstellingen. Allemaal keurig. Keurige mensen, keurige gesprekken, keurige uitkomsten. Dat keurige herken ik niet alleen uit mijn oefenintervisiesessie met collega’s. Ook in alle andere digitale vergaderingen die ik sindsdien voorzat of bijwoonde, ging het er keurig aan toe. Ja, er komt af en toe een hond in beeld, en ja, er staat soms iemand op om thee te pakken, maar de gesprekken zelf zijn to-the-point, effectief en resultaatgericht.
En nu snak ik dus naar een slecht gesprek. Want een slecht gesprek is een echt gesprek.
Ik mis de vergaderingen waarin mensen elkaar niet laten uitpraten. Waar zijn de slecht getimede interrupties, de goede (en ook de foute) grappen, de suggestieve opmerkingen, de klassieke ‘hang-yourself’-vragen, de schalkse blikken en de afhakende lichaamshoudingen? Ik hoor en zie ze niet. De emoties zit verstopt achter digitale technieken. En geen voorzittershamer, geen duimpjes omhoog of omlaag, geen vraagtekens (bij vragen) of uitroeptekens (bij de beurt wensen) in een chatbox, die “het” boven tafel krijgt. Het hart en de ziel van een gesprek laten zich lastig ‘zoomen’, besef ik.
Voor nu doe ik het ermee. Het is wat het is. Af en toe gericht vragen naar gevoelens en/of ze zelf uitspreken, helpt enigszins. Maar reikhalzend kijk ik uit naar de dag dat we elkaar weer fysiek kunnen ontmoeten, desnoods met 1,5 meter ertussen. Ik kan niet wachten tot het moment dat ik een meeting uit loop en denk: wat een ramp, wat een belabberde communicatie, wat een beroerde discussie.
Een (sl)echt gesprek voeren, aanschouwen of begeleiden … hoe heerlijk gaat dat zijn!
Foto: Allie op Unsplash