Blog “Van hard werken krijg je niks”

Was het maar zo’n feest

Het is deze week de Week van de Werkstress. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid besloot in 2014 om voortaan de derde week van november hiervoor aan te wijzen omdat dit, naar verluidt, één van de meest stressvolle weken van het jaar is. Dat begrijp ik. En ik ervaar het ook. In november is zowat iedereen aan het werk. Vakanties zijn achter de rug. Jaarplannen moeten nog worden gerealiseerd. We leggen elkaar hoge taakeisen en strakke deadlines op. De flinke portie druilerig rotweer van de afgelopen weken, met bijbehorende files en spitsdrukte in de trein, zorgen voor de rest. We hebben stress. En niet zo’n beetje ook. In 2022 hadden maar liefst 1,6 miljoen werkenden last van burn-out klachten, aldus TNO. Dat is een droevig makend recordcijfer. Want sinds de start van de Week van de Werkstress, nu tien jaar geleden, was dit getal nog nooit zo hoog. Gemiddeld heeft één op de vijf medewerkers last van stress. En bij de groep werkenden onder de 35 jaar is dit zelfs 1 op de 4. Dat is om neerslachtig van te worden (als je dat niet al was).

Mijn oma zei altijd dat je van hard werken heus niks kreeg. Ik hoefde maar te kijken naar haar kromgetrokken vingers van het vele werken op het land om daar toen al mijn bedenkingen bij te hebben. Maar ik snapte wel wat ze bedoelde. Af en toe lekker ergens de schouders onder zetten, lange uren maken om iets voor elkaar te krijgen, jezelf eens even stevig uitdagen en uitputten; dat kan geen kwaad. Als het maar af en toe is. Voor veel mensen is dit echter niet het geval. Zij ervaren continue druk om snel, goed en binnen strakke kaders te presteren. Maar liefst 42% van de werknemers ervaart een lage autonomie. En daar gaat het mis. Dan vallen mensen om. Geen wonder dus dat 3% van de werknemers aangeeft te verzuimen vanwege de ‘beroepsziekte’ burn-out. Dat betekent een enorme aanslag op hun persoonlijke vitaliteit, veerkracht en vertrouwen. En het is een grote kostenpost voor bedrijven. In 2021 betaalden die 11 miljard euro aan verzuimkosten. Wat nou als we dat geld konden besparen en het in de ontwikkeling van werkenden zouden steken in plaats van in het opvangen van hun verzuim? Daar zouden we allemaal beter van worden: mensen en maatschappij.

Om het tij te keren moeten we twee dingen doen. Allereerst, stoppen met denken dat we burn-outs voorkomen met louter investeren in het versterken van de persoonlijke veerkracht van medewerkers, vanuit de veronderstelling dat vitale mensen een permanente werkdruk wél aankunnen. Met een cursus mindfulness, een pingpongtafel en een bedrijfsbarista alleen komen we er niet. Om echte stappen te zetten uit deze mentale malaise moeten we, ten tweede, starten met het ontwerpen van waardevol werk. Weg met knellende regels, beter kijken naar de talenten van mensen en meer lummeltijd inbouwen. En kijken naar de context waarbinnen mensen uitvallen als gevolg van werkstress. Hoe zit het met het werkklimaat?

“Als Jan ziek thuis komt te zitten, moet je al zijn collega’s vragen stellen”, zo stelde het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) het onlangs treffend. Een statement dat ik volledig onderschrijf. Want werkstress is geen particulier probleem. Het is ook geen modeverschijnsel. En het is niet voorbehouden aan bepaalde doelgroepen op onze arbeidsmarkt, die we soms denigrerend aanduiden als de ‘sneeuwvlokjes’. Het is een symptoom van het ongemakkelijke feit dat we door de jaren heen zijn vergeten dat organisaties ooit zijn voortgekomen uit mensen die graag met elkaar wilden samenwerken om iets gezamenlijks voor elkaar te krijgen. Niet direct om meer winst te maken of steeds maar meer te doen in minder tijd. Organisaties zouden er moeten zijn voor mensen, en niet andersom. Laten we dat doel voor ogen houden bij het verminderen van werkstress. Alleen dan kunnen we het verschil maken.